Nieuws  |  

8.07.2025

Akkoord over meerwaardebelasting: een overzicht van de nieuwe spelregels

Heb je een vraag over dit artikel?
Contacteer ons hier!

Na maanden onderhandelen ligt er een voorontwerp op tafel voor een meerwaardebelasting op financiële activa, met als geplande inwerkingtreding 1 januari 2026. Deze regeling viseert meerwaarden die buiten de beroepssfeer worden gerealiseerd en introduceert een zogenaamde ‘solidariteitsbijdrage’, die al aanleiding gaf tot aanzienlijke politieke en maatschappelijke controverse.

Opgelet: het wetsvoorstel is nog niet goedgekeurd en kan dus nog wijzigen. Wij volgen de situatie uiteraard voor je op.

 

Meerwaardebelasting: what’s in a name?

De zogenaamde ‘solidariteitsbijdrage’ van 10% is van toepassing op meerwaarden die worden gerealiseerd op ‘financiële activa’ in handen van:

  • Natuurlijke personen onderworpen aan de personenbelasting.
  • Rechtspersonen onderworpen aan de rechtspersonenbelasting (o.a. vzw’s en private stichtingen).

Verenigingen die fiscaal aftrekbare giften kunnen ontvangen zijn niet vatbaar voor deze meerwaardebelasting.

 

Welke financiële activa vallen onder de meerwaardebelasting?

  • Aandelen, obligaties (tenzij de Reynders-taks van toepassing is);
  • ETF’s, derivaten, valuta en beleggingsgoud;
  • Bepaalde tak 21-, tak 23- en tak 26-verzekeringsproducten;
  • Crypto-activa (incl. NFT’s indien beleggingsfunctie).

 

Wat zijn de vrijstellingen en uitzonderingen?

  • Vrijstelling voor pensioenproducten (tweede en derde pijler).
  • Geen dubbele belasting indien al belast als roerend of beroepsinkomen
  • Schenkingen
  • Erfenissen
  • Inbreng bij huwelijk
  • Interne reorganisaties van ICB’s

Zogenaamde meerwaarden buiten het ‘normaal’ beheer van het privévermogen blijven onderworpen aan een meerwaardebelasting van 33% (bv. speculatieve meerwaarden op aandelen).

 

Voetvrijstelling tot 15.000 euro

In het kader van het algemene regime van de meerwaardebelasting voorziet de wetgever in een jaarlijkse vrijstelling van 10.000 euro aan gerealiseerde meerwaarden op financiële activa. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd.

Indien de belastingplichtige in een bepaald belastbaar tijdperk geen of slechts gedeeltelijk gebruik maakt van deze vrijstelling, kan een gedeelte van maximaal 1.000 euro worden overgedragen naar het daaropvolgende belastbare tijdperk.

Deze overdraagbaarheid is evenwel onderworpen aan een dubbele beperking:

  • Enerzijds kan per jaar slechts 1.000 euro worden overgedragen,
  • en anderzijds mag het gecumuleerde bedrag van de vrijstelling nooit meer bedragen dan 15.000 euro.

Bijvoorbeeld:

  • Als een belastingplichtige in een bepaald jaar een meerwaarde van 700 euro realiseert, wordt dit bedrag volledig vrijgesteld en kan het resterende bedrag van 300 euro worden overgedragen.
  • Wordt daarentegen een meerwaarde van meer dan 1.000 euro gerealiseerd, dan wordt de volledige jaarlijkse vrijstelling aangewend en is overdracht uitgesloten.

Wanneer gedurende vijf opeenvolgende jaren geen enkele meerwaarde wordt gerealiseerd, kan de belastingplichtige in het zesde jaar een vrijstelling genieten van het maximale bedrag van 15.000 euro.

In geval van beleggingen vanuit het gemeenschappelijk vermogen binnen het wettelijk stelsel kan elke echtgeno(o)t(e) afzonderlijk aanspraak maken op deze vrijstelling, wat resulteert in een gezamenlijke maximale vrijstelling van 30.000 euro.

 

Het ‘aanmerkelijk belang’: aandelenparticipaties vanaf 20%

Aandeelhouders die minstens 20% aanhouden in een onderneming hebben een zogenaamd ‘aanmerkelijk belang’ en kunnen een beroep doen op een specifieke vrijstellingsregeling.

Deze vrijstelling wordt individueel per aandeelhouder beoordeeld en geldt gedurende een periode van vijf jaar. De vrijstelling moet dus als een rugzak beschouwd worden die de belastingplichtige gedurende een periode van vijf jaar kan benutten.

Bijvoorbeeld:

Een belastingplichtige mag in totaal tot 1.000.000 euro aan meerwaarden vrijstellen over een periode van vijf jaar.

  • Jaar 1: er wordt een meerwaarde van 600.000 euro gerealiseerd.
    • Dit bedrag wordt volledig vrijgesteld.
  • Jaar 2: er wordt een meerwaarde van 400.000 euro gerealiseerd.
    • Ook dit bedrag wordt vrijgesteld.

Tot nu toe is er dus 1.000.000 euro aan vrijstelling gebruikt.

  • Jaar 3: er wordt opnieuw een meerwaarde van 600.000 euro gerealiseerd.
    • Omdat het maximum van 1.000.000 euro al is bereikt, kan er geen vrijstelling meer toegepast worden.
  • Jaar 6: de periode van vijf jaar schuift op. De vrijstelling van 600.000 euro uit jaar 1 valt nu buiten de vijfjaarsperiode.
    • Daardoor komt er opnieuw 600.000 euro vrij.
    • De belastingplichtige kan dus in jaar 6 nog 600.000 euro van een nieuwe meerwaarde vrijstellen.

 

Wanneer een aandeelhouder minstens 20% van de aandelen bezit in een onderneming is de eerste 1 miljoen euro meerwaarde vrijgesteld. Het bedrag dat de vrijstelling overschrijdt is belastbaar aan progressieve tarieven tot en met 10%:

  • Eerste schijf van 1.000.000 euro: vrijgesteld
  • Meerwaarde tussen 1.000.000 en 2.500.000 euro: 1,25% meerwaardebelasting
  • Meerwaarde tussen 2.500.000 en 5.000.000 euro: 2,50% meerwaardebelasting
  • Meerwaarde tussen 5.000.000 en 10.000.000 euro: 5% meerwaardebelasting
  • Meerwaarde vanaf 10.000.000 euro: 10% meerwaardebelasting

 

Hoe wordt de belastbare meerwaarde berekend?

Basisprincipe

In de regel vloeit de belastbare meerwaarde voort uit het positieve verschil tussen de ontvangen verkoopprijs en de waarde per 31 december 2025.

Gedurende een overgangsperiode van vijf jaar kan de oorspronkelijke aankoopprijs als referentiepunt dienen, mocht deze hoger liggen dan de waarde op 31 december 2025. Nadat de belastbare meerwaarde werd bepaald, kunnen eventuele verliezen op financiële activa in mindering gebracht worden binnen dezelfde categorie en binnen hetzelfde jaar.

 

Beursgenoteerde financiële activa

Voor de waardebepaling van beursgenoteerde financiële activa geldt de slotkoers per 31 december 2025 als referentiepunt of de oorspronkelijke aanschaffingswaarde (tijdens de 5-jarige overgangsperiode), mocht deze hoger blijken.

 

Niet-beursgenoteerde ondernemingen

Voor de waardebepaling van niet-beursgenoteerde ondernemingen zijn verschillende methodes voorhanden:

  • Waarde bij overdracht tussen onafhankelijke partijen in 2025;
  • Waarde bij oprichting of kapitaalverhoging in 2025;
  • Waardering die het resultaat is van een contractuele waarderingsformule voor 1 januari 2026;
  • Eigen vermogen + (4 x EBITDA) van het laatste afgesloten boekjaar voor 1 januari 2026;

Bovendien bestaat voor niet-beursgenoteerde bedrijven de mogelijkheid om een beroep te doen op een onafhankelijke waardering (opgesteld vóór 31 december 2026 door een gecertificeerd accountant of bedrijfsrevisor). Merk op dat de administratie dergelijke onafhankelijke waardering kan betwisten.

TIP: bovenstaande indachtig is het nuttig de waarde van jouw aandelenportefeuille per 31 december 2025 in kaart brengen.

Opgelet: als de aanschaffingswaarde hoger is dan de waarde op 31 december 2025, wordt de aanschaffingswaarde tot 31 december 2030 weerhouden voor zover deze wordt bewezen door de belastingplichtige.

 

Voorbeeld verkoop aandelenparticipatie ≥ 20%

  • Sofie verkoopt in de loop van 2026 haar onderneming voor 8 miljoen euro.
  • 15 jaar terug richtten Sofie en haar zakenpartner een kmo op. Initieel volstortten ze elk een inbreng van 10.000 euro. Het initiële aanvangsvermogen bedroeg dus 20.000 euro, waardoor beiden een participatie van 50% aanhouden.
  • Op 31 december 2025 wordt de onderneming gewaardeerd door een gecertificeerd accountant op 5 miljoen euro.
  • Tijdens 2026 worden Sofie en haar zakenpartner benaderd door een sectorgenoot die bereid is 8 miljoen euro op tafel te leggen voor de onderneming.

Sofie bezit 50% van de aandelen. Er is dus sprake van een aanmerkelijk belang. Bijgevolg:

  • Gerealiseerde meerwaarde: 3 miljoen euro = 8 miljoen euro (verkoopprijs) – 5 miljoen (foto per 31/12/2025)
  • Gerealiseerde meerwaarde per aandeelhouder: 1,5 miljoen euro (50% van 3 miljoen euro)
  • Vrijgestelde meerwaarde per aandeelhouder: 1 miljoen euro
  • Belastbare meerwaarde per aandeelhouder: 500.000 euro aan 1,25% meerwaardebelasting, dus 6.250 euro
  • Totale belastingdruk per aandeelhouder: 0,42%

 

Bronheffing en rapportering

  • Roerende voorheffing van 10% bij Belgische tussenpersonen (niet voor interne of aanmerkelijke meerwaarden).
  • Opt-out mogelijk mits melding aan financiële instelling.
  • Rapporteringsplicht voor tussenpersonen bij interne of aanmerkelijke meerwaarden.
  • Tijdens hetzelfde jaar zijn verliezen op financiële activa aftrekbaar van eventuele meerwaarden binnen dezelfde categorie.

Het voorstel om aandelen die meer dan tien jaar werden aangehouden vrij te stellen werd definitief van tafel geveegd.

 

Conclusie

De nieuwe meerwaardebelasting betekent een fundamentele wijziging in het Belgische fiscale landschap. Belastingplichtigen dienen hun beleggingsstrategie, vermogensstructuur en rapporteringsverplichtingen grondig te herzien.

Een proactieve aanpak is essentieel om optimaal gebruik te maken van vrijstellingen en om fiscale risico’s te vermijden.

 

Heb je vragen? Wil je weten wat dit voor jouw situatie betekent?

Onze pro experts staan klaar om samen met jou de impact in kaart te brengen en proactief te adviseren.